Het Mechelen van het Zuiden

Net een weekje luxereis achter de rug met drie vrouwen: mama, zus en tante. Ze kwamen aan net aan tijdens de korité oftewel het suikerfeest na de ramadan. Nadeel is dat het transport richting Kaolack iets moeilijker te regelen viel (het aantal Senegalezen die werken komt die dag immers overeen met het aantal werkende 50 plussers in La Louvière). Maar ieder nadeel heb zijn voordeel, namelijk dat de files om Dakar uit te geraken verdwenen waren en dat we –eenmaal aangekomen- in verschillende families konden passeren om onze beentjes onder de tafel te schuiven terwijl de Senegalese vrouwen hun beste beentje voorzette om er mooi uit te zien.

Nadat de drie sportzakken vol chocolade, kinderkleedjes, barbiepoppen, knuffels, speelgoed etc. waren uitgedeeld, de verbroedering met de familie van Tocoma en de rondleiding in Kaolack achter de rug waren, trokken we naar het Saint-Louis in het Noorden van Senegal. Saint-Louis is de oude hoofdstad van Frans Afrika en net zoals de oude hoofdstad van de Verenigde Nederlanden (stad van corrupte schepenen, inwijkende bioscheuten en degraderende voetbalploegen) is het de mooiste stad van het land. Het is eigenlijk een eilandje dat tussen twee armen van de Senegal-rivier ligt en je rijdt het binnen over een brug die door Eiffel ontworpen werd. Saint-Louis is Unesco-werelderfgoed en staat vol met oude koloniale gebouwen, vaak in verval maar echt de moeite eens ze opgekalfaterd zijn. Komt er nog eens bovenop dat het aangename zeebriesje voor een ideaal klimaat zorgt.

Vanuit een comfortabel hotelletje langs de kust met zwembad en goede keuken werden uitstapjes gemaakt richting natuurpark, suikerriet plantages en de grens met Mauritanië. We verlieten Saint-Louis in (koloniale) stijl: met een 4x4 reden we de kustlijn af over het strand langs de vele visserdorpjes tot in Lompoul. Daar kan je immers een klein (maar steeds groter wordend) stukje woestijn vinden, alwaar we genoten van de zonsondergang, Marokkaanse couscous en een overnachting in een Moorse tent. De volgende dag terug in onze jeep en via het strand tot in hartje Dakar.

Twee dagen Dakar zijn ruim voldoende om je longen vol te pompen met uitlaatgassen tot je in aanmerking komt voor een invaliditeitsuitkering, maar wij verkozen de standaard uitstapjes richting reserve de Bandia en Ile de Gorée. De reserve de Bandia is niet de ongelukkige bankzitter van FC Bandia, maar een natuurpark met neushoorns, giraffen, antilopen, struisvogels enz. Het grootste deel is ingevoerd uit Zuid-Afrika, zodat je wel eens het gevoel krijgt in de Beekse Bergen rond te rijden, maar het is een leuk dagje uit. Het laatste dagje dus toch maar eens Ile de Gorée gedaan. En we waren niet alleen. We konden kennismaken met de gezellige stress van reisleiders die groepen van Nouvelle Frontière en Club Med escorteerden vanuit het hotel tot in het Musée des Esclaves. Een dubbel gevoel als je een bende obesitas-amerikanen enthousiast hoort applaudisseren bij een one-liner van de gerant van het museum over de toestanden van de slavernij. De kans is immers groot dat hun tuinier een afro-amerikaan is, net zoals de kuisploeg van de speciaalzaak waar ze zaterdags hun Mega McBacon Menu bestellen. Maar anders best een aanrader, Ile de Gorée.

Nu twee weekjes alles afwerken om vervolgens terug op vakantie te trekken met Señor Salim. Ik heb de vrouwen hier alvast gewaarschuwd dat er een blanke vrijgezel onderweg is. Hasta pronto.

Aucun commentaire: