Blikken Doos

Tijdens het laatste weekendje in het Noorderlijke Natitingou bleek mijn (overigens zeer aantrekkelijke) huisgenote van Martinique haar familie op bezoek te hebben. Op haar zuster niets aan te merken, zij was er ook al bij in juli en het moet gezegd, het is een al even fruitig konijn. Haar ouders bleken ook sympathiek maar waren op zijn minst ‘een beetje raar’ te noemen.

Nu, een beetje enthousiasme mag er al wel eens bij zijn, maar mijn realistische haar komt recht van mensen die van alles verwonderd geraken en het ‘toch zo geweldig en magnifiek’ vinden. Als ze het dan voor hun houden, even goede vrienden, maar is het werkelijk nodig om ondertussen toch redelijk doorwinterde btc-vrijwilligers alle beginselen van het Afrikaanse leven uit te leggen? ‘Euh ja mijnheer, wij vinden dat maniokstampen van die Afrikaanse vrouwen ook een geweldig spektakel. Ja hoor mijnheer, ook de driehonderdste keer dat we dat zien’. ‘Ja mijnheer, het is toch een andere wereld’.

Maar kom, enthousiaste mensen moeten er ook zijn, al zie ik ze liever achter de kazerne na een bal in de winkelhaak van Vleminckx. Zelfingenomen of –zoals later uiteraard bleek- valse intellectuelen daarentegen, wie heeft daar nu wat aan (buiten dan in de foyer van de Vooruit)? Het eerste teken aan de wand was er toen de gehele familie spontaan liedjes van Jaques Brel begint te citeren. Maar toen de vader vroeg ‘Of het stoort dat we even een gedicht voordragen’, was het toch even moeilijk om de giggle-loop te onderdrukken. Op zulke momenten komt het vooral aan op concentratie (Komaan man, serieus blijven, gewoon doen of dat een kei-normale vraag is en vooral, nee vooràl niet naar de medevrijwilliger kijken naast je die ook haar lach aan het onderdrukken is). Blijkt dus dat ze in familie de gewoonte hebben dat de papa een vers begint, waarop ieder om beurt met een regel aanvult. Want ‘Papa kent veel gedichten van buiten, een stuk of vijfhonderd, nietwaar papa?’. ‘Ja, op zijn mínst vijfhonderd, mijn dochter’ (niet opzij kijken, concentreer u op een vast punt). Uiteindelijk kwam er net op tijd een deus-ex machina binnenvallen. Een Beninees, dus het gesprek over poëzie konden ze wel even vergeten (oola). Helaas, want ‘Blikken doos’ lag op het puntje van de tong.

Even later had vaderlief nog een monoloog in petto over de schilderkunst. Zo eentje die hij waarschijnlijk al verschillende malen had uitgeprobeerd, want het moet gezegd zijn, er was geen speld tussen te krijgen. Kort samengevat was het een uiteenzetting met als ingrediënten het Prado, een klad verf, een robijn en verwondering. De tekst werd ondertussen integraal doorgefaxt naar rusthuis ‘Den laetsten adem’ kwestie van de mensen vredig te laten inslapen. Maar toen ons heerschap begon te vertellen dat ‘hij de Vlamingen had leren kennen door middel van de schilderkunst’ en dat ‘hij eindeloos kon genieten van Rubens, Brueghel en Bosch’ moest ondergetekende toch even specifiëren dat Bosch een Hollander is. Die zatte avonden als Strandjeannet in verlaten parochiezalen met teleurstellende prijzentafels leveren uiteindelijk dan toch iets op. Niet dat deze opmerking onze vriend ook maar één minuut van de wijs bracht. Integendeel, hij bleef vastberaden doorgaan. En wij maar hopen op een binnenvallende Beninees…

2 commentaires:

Leningrad Cowboy a dit…

Lees ik dat goed: Het is een (heel) knappe, (heel) energieke, lichtjes zotte EN ze kuist spontaan heel Uw huisje....

Sja, is Benin ver genoeg van potentiële schoonouders, of zijn ze zo irritant dat gans de familie het volledig verkorven heeft?

Blij dat het strandjeanettendom je toch nog van pas komt. Laat weten wanneer je terug in Bels zit de volgende keer, ik ga proberen op toch nog éne kwis (eendert watvoor ene) te boeken met allé jeanetten).

Cheers,
Fano

Cheers!

Anonyme a dit…

da zal tegen nieuwjaar zijn, kzal zelf ook is zien op de kwiskalender